De meest aansprekende onderzoeken
uit de Onderzoeksagenda 2008-2012
staan ‘in de etalage’.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert een collectie glas-in-loodramen uit de 20e eeuw, zowel van belangrijke Nederlandse ontwerpers als onbekende makers. De ramen die niet in bruikleen zijn bij musea wil de Rijksdienst onder de aandacht brengen van architecten, ontwerpers en vastgoedeigenaren. Via herbestemming kan op die manier een groter publiek van de ramen genieten.
Belangrijk onderdeel van zo'n herbestemming is de culturele waardebepaling. Dit is de beschrijving van de betekenis, die kan helpen bij het vinden van een geschikte nieuwe locatie voor het raam.
Om een model van de waardebepaling voor glas-in-loodramen op te stellen, legden onderzoekers van de Rijksdienst in een casestudy een selectie van glasramen uit de Collectie Nederland langs nieuw opgestelde richtlijnen voor de culturele waardebepaling in het algemeen. Om een indruk te krijgen van een herplaatsingproces met behulp van waardebepaling bekijken we de Hofman-ramen.
Deze glas-in-loodramen ontwierp Pieter Hofman (1885-1965) in 1958 voor het voormalige PTT-hoofdgebouw aan de Kortenaerkade in Den Haag. Onderzoek wees uit dat ze werden uitgevoerd door de Delftse Glasstudio De Lint voor de traphal van een vleugel, die in de jaren 50 aan het PTT-complex was toegevoegd. Toen deze aanbouw in de jaren 80 weer werd afgebroken, belandde Hofmans raampartij in het depot van de toenmalige Rijksdienst. Het ging om een langgerekte glaswand van in totaal zo’n 90 vierkante meter, en ook nog eens licht gebogen. Vind daar maar eens een nieuwe plek voor!
De langgerekte wand bestaat uit rechthoekige panelen van helder glas-in-lood, deels gematteerd door grisaille, een laagje grijze, gebrande glasverf. Onder de voorstellingen bracht Hofman de titels aan, waarvan hij de letters afwisselend in de grisaille uitspaarde en invulde: Briefverkeer in de Middeleeuwen en Verkeer door de Aether.
De middeleeuwse ‘post’ verbeeldde hij door monniken, troubadours, ruiters en voetknechten, die berichten van en naar kastelen en kloosters brengen. Voor de moderne communicatie koos Hofman een figuur die het radiocontact voorstelt tussen ‘de vijf mensenrassen’, waaronder indianen met een paard en een struisvogel.
De huidige eigenaar van het PTT-gebouw is de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in hoger onderwijs, Nuffic. Toen een medewerker van de RCE in 2009 tijdens een lezing de Hofman-ramen liet zien, wees een toehoorder erop dat de Nuffic bezig was met de renovatie van het Rijksmonument waar de ramen oorspronkelijk vandaag kwamen. Was dit de kans om de ramen een nieuwe plek te geven? Er werd meteen contact gelegd met de bouwopzichter.
Nuffic is een internationale organisatie die onder meer studenten gelegenheid biedt in het buitenland te studeren. In dat opzicht sluit hun missie perfect aan bij het thematiek van de ramen: de etnische groepen verbeelden het internationale karakter en in de reizende historische figuren is een parallel te zien met de uitwisseling van studenten. De thematische match was dus in orde, maar dat gold niet voor de afmetingen van het raam. Ze kwamen niet overeen met de architectuur van het te renoveren gebouwdeel.
De renovatiearchitect creëerde uiteindelijk twee wanden, vlak bij de entree. Het deel Briefverkeer in de Middeleeuwen kreeg een plek in de hal, als wand van een conferentiezaal. Verkeer door de Aether kwam aan de rechterzijde in de glazen wand, de afscheiding tussen hal en receptie. Omdat deze ruimte veel lager was dan het oorspronkelijke trappenhuis (waar zoveel mogelijk licht moest binnenstromen), waren de stroken transparant glas boven en onder de figuurgroepen hier overbodig. Op de nieuwe plek zouden zowel de functie als de ruimtewerking van de ramen veranderen. Toch hadden eigenaar én restauratiearchitect voldoende argumenten om de weglating te verantwoorden: het passende communicatiethema en de wens om een historisch onderdeel in het gerenoveerde gebouw te integreren.
En dus werd een restauratieplan opgesteld in nauwe samenwerking met Glasatelier Henk van Kooy uit Rotterdam. Het raam moest eerst en vooral worden schoongemaakt, vervuild als het was door verfresten, kit, stopverf, vogelpoep en roestwater aan de achterkant. Maar er was ook schade: op diverse plekken waren soldeerpunten en stukken glas gebroken, er waren loodbreuken, zwaar beschadigde hoekstukken, schade als gevolg van uitnemen en ontbrekend of gespiegeld geplaatst glas na een eerdere restauratie. Met Van Kooy was de afspraak dat hij de ramen zo terughoudend mogelijk zouden herstellen.
Zo vonden de PTT-ramen weer een thuis en kregen ze opnieuw zichtbaarheid en betekenis voor velen. Aan hun architecturale functie is recht gedaan, hoewel niet in de oorspronkelijke rol als traphalraam. Ook de afstand van de beschouwer tot de ramen veranderde, evenals de manier waarop het licht op en door de ramen valt. Niet ideaal, maar naar de omstandigheden optimaal.
De ideale herinstallatie van monumentale glas-in-loodramen bestaat natuurlijk ook niet. Het is haast onmogelijk om voor objecten die speciaal voor een locatie zijn ontworpen een even geschikte plek te vinden. Toch kun je het proces van herplaatsing tot op zekere hoogte structureren. Dat geldt óók voor de bepaling van de culturele waarde of betekenis van de ramen. Dat gebeurt vaak nogal impliciet, maar beter is om niet-materiële waarden van een object volgens vaste richtlijnen te inventariseren. Op die manier maak je voor iedereen transparant op welke basis je beslissingen neemt en welke aspecten bij de herplaatsing beslist behouden moeten blijven.
In Nederland staan zulke richtlijnen sinds 2013 in Op de museale weegschaal (zie Resultaten). Met behulp van deze handreiking is ook de culturele waarde van de Hofman-ramen bepaald.
Alle beschikbare kennis werd verzameld over de kunstenaar en zijn achtergrond, zijn thema’s, stijl, werkwijze en gebruikte technieken, maar ook zijn opdrachtgevers, de rest van zijn oeuvre, de plaats van het raam daarin en de oorspronkelijke positie van het raam. Dat alles droeg bij aan de interpretatie van het werk, toonde aan wat de functie was geweest en hielp bij de besluitvorming.
Bij het vinden van een nieuwe plek voor monumentale glaskunst zijn concessies onvermijdelijk. Maar dat is (bijna) altijd beter dan verbanning naar het depot of opoffering aan de vrije markt − situaties waarin het raam helemaal niet te zien is. De ware betekenis van een monumentaal kunstwerk ligt tenslotte in de zichtbaarheid ervan.
Pieter (P.A.H.) Hofman (1886-1965) werd geboren in Teteringen bij Breda. Hij was werkzaam als glazenier, kunstschilder, grafisch ontwerper en ontwerper van boekomslagen. Als een van zijn eerste opdrachten ontwierp hij in 1918 affiches voor de Utrechtse Jaarbeurs. Sierkunstenaar Hofman hanteerde in zijn ontwerpen een wat hoekige art-decostijl. Onder zijn vele opdrachtgevers waren onder meer de uitgeverijen Meulenhoff, Nijgh en Van Ditmar en Sijthoff. Ook als glazenier kreeg Hofman bekendheid. Zijn glas-in-loodramen zijn in stijl verwant met het werk van zijn tijdgenoten Johan Thorn Prikker en Willem van Konijnenburg.
RCE, Op de museale weegschaal. Collectiewaardering in zes stappen, RCE (Amersfoort), 2013.
RCE, Op de museale weegschaal - casestudy Nieuwe bestemming glas-in-lood, RCE (Amersfoort), 2013.
Onderzoeksproject RCE glas-in-loodramen
Herplaatsing glas-in-loodramen Pieter Hofman Nuffic-gebouw, collectie RCE
Bekijk hier de project-selectie glas-in-loodramen uit de collectie van de RCE
Geertje Huisman, Arjen Kok
Arjen Kok, Tessa Luger, Stephen Hartog, Agnes Brokerhof, Frank Ligterink en Ingeborg van Buul (programmamedewerker)
Michaëla Hanssen, Steven Braat, Sylvia van Schaik, Ron Kievits, Angeniet Boeve, Taco Hermans, Frank Ligterink, Kiki Zagt, Hans Groesgen, Kees Doornenbal (restauratiearchitect Architectenbureau Rappange), Jannemarie van den Brand (marketing- en communicatiebureau)