print this page

Risicoanalyse van Charlene

Risicoanalyse van
Charlene
Wat maakt het verschil?

Charlene op zaal in het Stedelijk Museum

Charlene op zaal in het Stedelijk Museum

Charlene (1954) van Robert Rauschenberg is een van de bekendste werken uit de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam. In verband met de herinrichting na de renovatie van het museumgebouw vroeg restaurator Louise Wijnberg de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om gezamenlijk te kijken naar eventuele risico’s van langdurige opstelling van het werk.

Combine paintings

Charlene is een vroeg voorbeeld van Rauschenbergs 'combine paintings'. Deze assemblages stelde hij samen uit diverse materialen met behulp van verschillende technieken. Hier verwerkte Rauschenberg een gloeilamp, een gedeukte spiegel, een afgeplatte paraplu, reflectoren, een T-shirt en reproducties van bekende kunstwerken, maar ook een handgeschreven brief van zijn moeder en een papiersnipper met de titel: ‘Charlene’. Verder nam hij fragmenten van kranten, tijdschriften en stripboeken op.

Rood

Charlene ‘doet’ iets met haar omgeving: de spiegel weerkaatst de steeds wisselende toeschouwer en de ruimte voor het schilderij, en door een houten raampje bovenin is de museumwand zichtbaar. Het werk bevat zoveel interessante elementen dat je bijna vergeet om het als geheel te bekijken. Van een afstand vloeien de onderdelen ineen tot een abstracte compositie met gedempte kleuren, waarin rood overheerst. Welke verf hij gebruikte, was vaak afhankelijk van het toeval. Hij kocht in de verfwinkel tegenover zijn atelier altijd afgeprijsde verf en gebruikte wat voorhanden was, in dit geval dus overwegend rood.

Louise Wijnberg met Charlene in het depot.

Louise Wijnberg met Charlene in het depot.

Risicoanalyse

De Rijksdienst werd door Louise Wijnberg van het Stedelijk Museum benaderd met een voorstel om in een gezamenlijk project de gebruikte materialen nader te onderzoeken en de risico’s voor verval te inventariseren. Dit heeft vooralsnog geresulteerd in een risicoanalyse die gemakkelijk kon worden toegepast vanuit de ervaring die is opgedaan met de methode Collectie Risicomanagement van de RCE. Dit vond plaats in 2012, het laatste jaar waarin de Onderzoeksagenda werd uitgevoerd. Daarom heeft dit project vooralsnog op een paar punten een open einde.

Onderzoeksvragen

De belangrijkste vragen van het Stedelijk Museum waren: Welke veranderingen hebben de kleur en uitstraling van Charlene tot nu toe ondergaan en zou langdurige blootstelling aan licht een (verdere) achteruitgang betekenen? Wat zijn de optimale condities voor opslag en transport voor dit kwetsbare werk dat uit zoveel materialen en verschillende onderdelen bestaat? Hoe zou het huiselijke, knipperende gloeilampje − dat een prominente plaats inneemt − optimaal kunnen functioneren? Hoe kan het werk het beste worden gedocumenteerd en is dit eventueel een voorbeeld voor soortgelijke complexe, samengestelde kunstwerken?

Tijdens de risicoanalyse.

Tijdens de risicoanalyse.

Goede conditie

Het werk is gelukkig nog steeds in goede conditie, al is in vroeger jaren hier en daar een kleine restauratie uitgevoerd, zoals de vervanging van een stuk zijde van de parasol die kan ronddraaien en het vastzetten van kleine stukjes verf of papier. De werkelijkheid staat hier in schril contrast met de sombere opvattingen in de pers medio jaren 60, toen Charlene werd verworven. Recensenten voorspelden toen dat het werk, bestaande uit ‘met verf besmeurde opgeplakte vodden, lompen en closetpapier’ na een paar jaar wel uit elkaar zou vallen. Ze kregen ongelijk en Charlene bleef gedurende vele jaren een trekpleister van het Stedelijk.

Bespreking van de risicoanalyse.

Analyse van de risicos.

Heropstelling en risicoanalyse

In een gesprek tussen Wijnberg en de assistent van Rauschenberg bleek dat het snoer een belangrijk onderdeel van de installatie vormde: het moest zwart zijn en op de vloer van de zaal worden gedrapeerd. Bij de nieuwe opstelling voor de heropening van het museum werd dit ook zo uitgevoerd. Tijdens de workshop risicoanalyse werden bovendien alle risicofactoren in kaart gebracht. Voor de kans op algemene risico’s, zoals de inwerking van stof, water en brand, vandalisme en diefstal van kleine onderdelen, werd een inschatting gemaakt. Dit bleek gemakkelijk, want het Stedelijk bleek aan de hoogste standaarden te voldoen. Ook de brandveiligheid van het knipperende lichtje werd nader bekeken en de techniek hiervoor werd enigszins aangepast. 

Rauschenberg's Charlene in depot.

Rauschenberg's Charlene in depot.

Nog één vraag

Uiteindelijk bleef één vraag over die in de toekomst beantwoord zal moeten worden. Die gaat over het gebruikte bindmiddel in Rauschenbergs verf. Zal de sterk verkleurde vernis in de toekomst verder degraderen en plakkerig worden, en daardoor meer stof aantrekken? Dit hangt samen met de algemene vraag die nog onbeantwoord bleef, in hoeverre de kleur die in dit werk een centrale rol vervult veranderd is. De onderzoekers waren van mening dat de grootste verandering van Charlene al in het verleden heeft plaatsgevonden, maar hoe die precies is geweest is moeilijk vast te stellen. Verschillende factoren kunnen van invloed zijn, variërend van de verf en de lijm, tot de verkleuring van de kranten of de textiel.  

Oppervlak van Charlene

Diversiteit in het oppervlak van het werk.

Kleurcorrectie

Ook doordat het werk in het verleden niet heel uitgebreid gedocumenteerd is, op enkele Ekta-negatieven (grote, vierkante kleurendia’s) na, is een vergelijking tussen de kleur in het verleden en nu lastig te maken. Zolang de Ekta’s niet gecorrigeerd zijn op kleurverandering van de negatieven zelf, is er geen objectieve vergelijking mogelijk. Bovendien bestaat Charlene uit een gevarieerd oppervlak met plaatselijke verschillen in ondergrond, verfdikte en bindmiddel. Non-invasief analytisch onderzoek (waarbij de apparatuur het oppervlak van het werk niet verstoort, bijvoorbeeld röntgenonderzoek) zou op verschillende punten inzicht kunnen geven in de samenstelling van het werk. Een mapping (het letterlijk ‘in kaart brengen’) van deze uitkomsten én van de huidige (kleur)conditie zou een goede vergelijking met de gecorrigeerde Ekta’s mogelijk kunnen maken. Deze belangrijke bijdragen aan het onderzoek staan voor de toekomst gepland. 

Van dichtbij Charlene

Charlene van dichtbij bekeken.

Blog

Gebrek aan documentatie kan een groot risico vormen voor de waarde van het kunstwerk door verlies aan betekenis. Dat geldt zeker in het geval van Charlene, een werk met veel persoonlijke en ‘verborgen betekenissen’. Wie weet straks anders nog dat de brief geschreven door Rauschenbergs moeder zijn zuster Janet als onderwerp heeft? Eigentijdse documentatie kan hierin een belangrijk hulpmiddel zijn, bijvoorbeeld door een digitale reconstructie van het kunstwerk te maken en de inhoud - die zich ook ónder het oppervlak bevindt - te visualiseren. Een overtuigende aanzet hiervoor gaf projectstagiaire bij het Stedelijk, Marian Cousijn, die in een blog verbindingen legde tussen componenten van Charlene en de werkwijze van Rauschenberg en andere kunstenaars (zie bij Resultaten).

Toekomstplannen zijn er dus nog genoeg, maar de meest essentiële kwestie is voorlopig opgelost. Charlene zal weer gedurende langere tijd als publiekstrekker kunnen sprankelen te midden van haar tijdgenoten op zaal.

Rauschenberg in 1999.

Rauschenberg in 1999.

Over de kunstenaar

Robert Rauschenberg (1925-2008) werkte als schilder, beeldhouwer, fotograaf en choreograaf. Hij kreeg zijn opleiding onder meer aan de Art Student League of New York, een befaamde kunstacademie. Daar ontdekte hij dat de heersende trend van dat moment, het abstract-expressionisme, hem weinig zei. Rauschenberg koos voor een artistiek minder emotionele richting, de pop-art. In 1953 maakte hij zijn eerste combine painting. Daarbij gebruikte hij uiteenlopende materialen en objecten, vaak gevonden tijdens zijn talrijke wandelingen langs het strand of in zijn eigen buurt, downtown New York. Zijn combines zijn zeer persoonlijk en zitten vol verwijzingen naar zijn eigen leven. Rauschenberg stelt zijn werk in het teken van het overbruggen van de afstand tussen leven en kunst. Over zijn gebruik van voorwerpen uit de echte wereld zei hij eens: ‘Ik wil niet dat een schilderij lijkt op iets wat het niet is, maar dat het lijkt op iets wat het wél is.’ Hij beschouwde zijn kunst als gelijkwaardig aan de kijker, die actief deel moet uitmaken van het werk.