• De Onderzoeksagenda 2008-2012 omvat vijf onderzoeksprogramma’s en 60 projecten, gericht op collectiemanagement. Hun samenbindende factor is ‘waardering’.

    Ga verder >
  • Programma

    Waarde en waardering

    Ontwikkeling van methoden en technieken om de waarde en waardering van cultureel erfgoed te objectiveren.

    meer info >

    Onder ‘waarderen’ in relatie tot erfgoed verstaan we: het doen van beargumenteerde en verifieerbare uitspraken over de waarde van een object of (deel)collectie, aan de hand van een vraagstelling, met vooraf vastgestelde en gedefinieerde criteria, binnen een passend referentiekader en voor bepaalde belanghebbenden.

    Dit expliciteren van toegekende waarde is noodzakelijk om richting te geven aan behoud, ontwikkeling en gebruik en om maatschappelijk draagvlak voor erfgoed te laten ontstaan. Want wie bepaalt de waarde van de collectie nu de 'expert' niet meer geldt als de enige autoriteit? Hoe waardeer je een object of een collectie als een objectief meetbare waarde ontbreekt? Hoe zorg je voor voldoende maatschappelijk draagvlak in een tijd waarin de culturele sector onder druk staat?

    Bewust maken

    Het programma Waarde en waardering had tot doel om de verschillende spelers in het erfgoedveld – eigenaren, beheerders, beleidsmakers, bestuurders en financiers – bewust te maken van het belang van (niet-financiële) waarde en waardering van cultureel erfgoed, én om methoden en technieken te ontwikkelen om waarde toe te kennen aan objecten en collecties. Omdat waardering is gebaat bij een brede, interdisciplinaire benadering, lag nadruk op dialoog en samenwerking met externe partners. In nauw overleg met de museumwereld is een nieuwe systematiek ontwikkeld om het proces van waardetoekenning te vergemakkelijken. Dit heeft geresulteerd in de publicatie Op de museale weegschaal: collectiewaardering in zes stappen.

    Zelf waarderen

    Deze praktische handreiking loodst de gebruiker stap voor stap door het waarderingsproces heen en resulteert in een beschrijving van betekenis, een waarderangorde of -groepering of een investeringsplan. Met argumenten is aan anderen uit te leggen wat de waarde van een object of (deel)collectie is en waarom. Dit helpt bij het nemen van beslissingen over ingrepen, om conflicterende belangen bespreekbaar en verhalen achter de collectie toegankelijk te maken.

     

  • Programma

    Toegankelijkheid

    Onderzoek naar de effectiviteit van methoden en middelen om erfgoed en aanverwante kennis online toegankelijk te maken.

    meer info >

    Omdat mensen en middelen in musea over het algemeen niet talrijk zijn, vormen de nieuwe media een verleidelijk alternatief voor de traditionele analoge publieksbegeleiders. Maar werken ze even goed of beter dan zaalteksten, rondleidingen of audiotours?

    Sorteren sommige toepassingen meer effect dan andere? Zijn er toepassingen die daadwerkelijk meer bezoekers genereren en zo ja, welke?

    Effectiviteit

    Het programma Toegankelijkheid richtte zich op de effectiviteit van virtuele middelen om erfgoed zichtbaar te maken en om nieuwe publieksgroepen te interesseren. Daarbij valt te denken aan app’s, 3D- en AR-technieken, maar ook aan sociale media als Facebook en YouTube. Maar welke te kiezen uit de overrompelende hoeveelheid nieuwe technieken?

    Inzicht 

    Om collectiebeheerders inzicht te geven in de ontwikkelingen en mogelijkheden van nieuwe media (en de instellingen die bij de ontwikkeling van toepassingen kunnen helpen), voerde de RCE een inventarisatie uit. Daarbij is getracht in kaart te brengen welke toepassingen voor welke doelstelling het meest effectief zijn, zowel inhoudelijk als in het genereren van bezoekers. De projecten waarin deze vragen werden getoetst, zijn divers van aard:

    • Conservering van twee textielkunstobjecten met polypropyleen. In dit project zijn zowel de praktische toepasbaarheid van conserveringskennis over polypropyleen getoetst, als de restauratie van polypropyleen voor educatieve doeleinden vastgelegd en is het restauratiedossier online gezet. Hierdoor zijn zowel het object als de gegevens permanent toegankelijk voor raadpleging door collectiebeheerders en restauratoren.
    • Imago revisited: onderzoek van twee installaties in een casestudy met gebruikmaking van good practices (ontwikkeld tijdens het project Inside Installations) ten aanzien van het dagelijks en lange termijn beheer van complexe (multimedia)installaties.
    • Genereren en delen van kennis online over de conservering van hedendaagse kunst in het tweejarige Europese project PRACTICs door musea, instituten en universiteiten. Daaraan verbonden was een publiekstest van de film Installation Art: Who Cares? als educatief middel, om te onderzoeken in hoeverre bezoekers ‘een kijkje achter de schermen’ waarderen.
    • Het CARTA-project, een inventarisatie van documentatieprojecten en documentatiesystemen waarmee onderzoeksresultaten aan locaties en kunstwerken worden gekoppeld.
    • Inventarisatie van het functioneren van twee thematische netwerken (INCCA Education en Postdoc Network) binnen INCCA.
    • Archivering van de website met alle gegevens van het project Inside Installations, the preservation and presentation of Installation Art (2004-2007), onderzoek naar en de herinstallatie en documentatie van 33 complexe multimediainstallaties.
    • Deelname van de RCE als onderzoekspartner in de pilot van de MuseumApp, waarbij de effectiviteit van de app voor erfgoedinstellingen werd onderzocht.
    • Ontwikkeling van een handreiking ter vergroting van de effectiviteit van museale instellingen online.

     

  • Programma

    Object in context

    Verrijking van het object in zijn context aan de hand van technische kunstgeschiedenis en onderzoek, ten behoeve van conservering en restauratie. 

    meer info >

    Objecten die ons uit het verleden zijn overgeleverd, kunnen een verhaal vertellen over hun ontstaansgeschiedenis en hoe ze door de tijd veranderen.

    Het programma Object in context maakte zulke verhalen zichtbaar door onderzoek naar het materiële object en zijn contextuele aanwijzingen. Daarnaast richtte het programma zich op vragen omtrent restauratie en conservering voor een waaier van objecten, van de klassieke oudheid tot en met hedendaagse kunst, van schilderijen en textiel tot en met metaal en plastics.

    CSI

    In Object in Context speuren chemisch-analytisch onderzoekers als forensisch specialisten naar oorzaak en gevolg. Naast een scherp oog voor detail beschikken zij over een onderzoekslaboratorium en technologische methoden die sporen tot op moleculair niveau zichtbaar kunnen maken. Hoewel analytisch onderzoek veelal de basis voor het onderzoek vormde, werd samenwerking met andere disciplines, zoals kunst- en cultuurgeschiedenis, steeds gezocht.

    Alpha meets beta

    Verbindende schakel tussen de vele projecten in Object in Context is de vraag in hoeverre veroudering als acceptabel wordt beschouwd. Die acceptatiegrens is subjectief en niet alleen vanuit materiaaltechnische perspectief te beschouwen. Daarom is in meerdere projecten van het programma ‘perceptie van het oppervlak’ als centraal thema uitgewerkt. Hierin wordt het wetenschappelijke ‘kijken’ met behulp van apparatuur gekoppeld aan de ‘subjectieve’ menselijke blik.

    Download hier de uitgebreide inleiding op het programma Object in Context, inclusief een introductie van de projecten, in PDF.

     

  • Project

    Europese samenwerking op het gebied van conservering en restauratie van cultureel erfgoed.

  • Project

    Vervaardiging, consolidatie, reiniging en gebruik van gipsafgietsels, -modellen en -objecten.

  • Project

    Reiniging van ongeverniste schilderijoppervlakken uit de 20e eeuw.

  • Project

    De schildermethoden van Rembrandt-leerling Govert Flinck.

  • Project

    Kunstenaarsinterviews als onmisbare bron van informatie voor de conservering van hedendaagse kunst.

  • Project

    Inventarisatie van schades en probleemsituaties van kunstwerken die zich in de openbare ruimte bevinden.

  • Project

    Onderzoek naar toepassing van natuurlijke kleurstoffen op textiel en meubels.

  • Project

    New Strategies in the Conservation of Contemporary Art.

  • Project

    Onderzoek naar de degradatie en restauratie van kunststoffen.

  • Project

    Het behoud van kunstwerken van celluloseacetaat, onderzocht in een casestudy van twee kunstwerken.

  • Project

    Degradatie van polyurethaan-(PUR)-elastomeren: onderzoek naar eigenschappen, degradatie en conserveringsbehandelingen.

  • Project

    Onderzoek naar de restauratie van kunstwerken van gebroken transparant onverzadigd polyester en polymethylmethacrylaat.

  • Project

    Preservation Of Plastic ARTefacts in museum collections.

  • Project

    Invloed van objectieve en subjectieve aspecten bij besluitvorming over het schoonmaken van objecten.

  • Project

    Onderzoek naar archeologische en historische (gebruiks)voorwerpen. 

  • Project

    Maakwijze en conservering van archeologische metalen.

  • Project

    Herkomst van rode granaten in vroegmiddeleeuwse juwelen in Nederland.

  • Project

    Makelij en herkomst van magnetische kanonnen, Delfts wit en een scheepslading halffabricaten.

  • Project

    Van Goghs werkwijze in de context van zijn tijd.

  • Project

    Onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van Mondriaans laatste werk.

  • Project

    Onderzoek naar de geschiedenis en toepassing van vroege synthetische kleurstoffen.

  • Project

    Oorzaken van watergevoelige olieverf op 20e-eeuwse schilderijen.

    Moderne, ongeverniste schilderijen kunnen gevoelig zijn voor vocht, wat een probleem is bij het verwijderen van vuil van het oppervlak. Dit project onderzocht de oorzaken.

    OiC Watergevoelige verf, Jasper Johns.

    Detail van Jasper Johns' 'Untitled 1964-'65', collectie Stedelijk Museum.

    In de 20e eeuw werden schilderijen vaak niet gevernist, om het oppervlak van de verfpartijen en hun individuele optische kwaliteiten zoveel mogelijk tot hun recht te laten komen.

    Problemen

    Naast de natuurlijke veranderingen waaraan het oppervlak van deze schilderijen onderhevig zijn, zijn deze ook gevoelig voor vuilophoping, wat conservering van deze werken potentieel problematisch. Eenander groot probleem is het voorkomen van watergevoelige verfoppervlakken.

    Vraag

    Het project ontwikkelde zich vanuit een vraag die aan de RCE gesteld werd door Louise Wijnberg en Emily Froment van het Stedelijk Museum aan de RCE stelden over het werk van Jasper Johns, Untitled 1964-’65 uit 1965. Op het eerste gezicht leek er niets mis met de verf: goed gebonden olieverf, met mooie verzadigde kleuren. In dit werk bleken echter alle kleuren, met uitzondering van zwart en wit, gevoelig voor waterige oplossingen. Bij verwijdering van vuil met een wattenstaafje en saliva of water kwam verf mee.

    Bekend

    Bij nader onderzoek bleek dat dit probleem zeer bekend is bij restauratoren van moderne schilderijen; veel meer voorbeelden werden gevonden in gesprekken met restauratoren in binnen- en buitenland.

    Onderzoek

    In het project is bij diverse schilderijen onderzoek gedaan naar de oorzaken van de oplosmiddelgevoeligheid van de verf. Niet alleen bij werken van Jasper Johns, maar onder meer ook van Willem de Kooning en van Karel Appel in Nederlands collecties en bij werk van andere kunstenaars, onder wie Paula Rego en Francis Bacon. Dit leidde tot een meer fundamenteel onderzoek naar de relatie tot makelij van olieverf, veroudering en verandering van oppervlak.

    Oorzaak

    Uiteindelijk kon de watergevoeligheid bij Untitled 1964-’65 en verschillende andere werken worden verklaard uit de vorming van kristallen van magnesiumsulfaat, die als witte uitbloei aan het oppervlak zichtbaar zijn. De vondst hield verband met twee andere zaken. Ten eerste bevatten veel moderne olieverven het vulmiddel magnesiumcarbonaat. Ten tweede ontstond door de luchtvervuiling tussen 1950 en 1990 een hoge concentratie zwaveldioxide in de atmosfeer. Magnesiumcarbonaat-verven reageren met zwaveldioxide tot magnesiumsulfaat.

    Meer onderzoek

    De speciale en veelvoorkomende watergevoeligheid van verven die met ultramarijn zijn gemaakt, kon deels worden verklaard uit het feit dat ultramarijn een hydrofiel pigment is en de neiging heeft het bindmiddel te degraderen. Voor andere werken is watergevoeligheid nog niet goed verklaard; het onderzoek hiernaar gaat door. Hypothese hierbij is de aanwezigheid van het oppervlaktelaagje (‘mediumhuidje’), ook wel aangeduid als ‘patina’. Dit vaak fluorescerende en grijzige oppervlaktelaagje wordt veel gevonden op ongeverniste schilderijen en is vaak gevoelig voor verwijdering bij schoonmaak.

    Showcase

    Lees meer over het onderzoek in het artikel 'Pas op met water!' in de Showcases (via link rechterzijde) >>

    Publicaties

    Publicaties projecten 20e-eeuwse olieverf (Watergevoelige olieverf?! en Droge reiniging)

    Berg, K.J. van den, M. Daudin, I. Joosten, B. Wei, R. Morrison en A. Burnstock, 'A comparison of light microscopy techniques with scanning electron microscopy for imaging the surface cleaning of paintings', preprints of the Art 2008 conference, 25-30 May, Jerusalem (Jeruzalem), 2008.

    Berg, K.J. van den, C. Miliani, A. Aldrovandi, B.G. Brunetti, S. de Groot, K. Kahrim, M. de Keijzer, H. van Keulen, L. Megens, A.Sgamellotti en M.R. van Bommel, 'Technical analyses – Piet Mondrian’s working methods and materials in context', in: M. van Bommel, H. Janssen, R. Spronk (red.), Inside out Victory Boogie Woogie. A Material History of Mondrian's Masterpiece, Amsterdam University Press 2012, hst. 7, pp. 147-168.

    Berg, K.J. van den, M. de Keijzer, T. Learner, G. Heydenreich, J. Krueger, A. Burnstock en A. de Tagle e.a. (red.), Issues in Contemporary Oil Paints. Book of Abstracts of the Symposium, 28 and 29 March 2013, RCE (Amersfoort), 2013:  

    pp. 17-20: Berg, K.J. van den, ‘Introduction to the Symposium – the 20th Century Oil Paint Project’.
    pp. 24-26: Wijnberg, L., ‘Do we see what we know or do we know what we see? Conservation of Oil Paintings in the Stedelijk Museum’.
    pp. 39-41: Keijzer, M. de, ‘The Delight of Modern Pigment Creations’.
    pp. 44-46: Izzo, F.C., ‘Modern Oil Paints – Formulations, organic additives and degradation: some case studies’.
    pp. 64-65: Soldano, A. en K.J. van den Berg, ‘Investigation of the practical use of conductivity measurements on water-sensitive modern oil paintings’.
    pp. 66-67: Veríssimo Mendes, B., K.J. van den Berg, L. Megens, I. Joosten en M. Daudin, ‘New approaches to surface cleaning of contemporary unvarnished oil paintings – moist sponges and cloths’.
    pp. 83-84: Diependaal, H., e.a., ‘Tempera prepared by Otto Mueller circa 1917. Paint analysis and implications for conservation’.
    pp. 93-94: Burnstock, A., ‘Challenges at the interface between conservation practice and research’.  
    pp. 95-97: Cooper, A., A. Burnstock, K.J. van den Berg en B. Ormsby, ‘Water Sensitive Oil Paints in the 20th Century. A study of the distribution of water-soluble degradation products  in Winsor & Newton Artists’ Oil Colour paint swatches, with case studies from Tate’s collection’.
    pp. 99-102: Sawicka, A., F.C. Izzo, K.J. van den Berg en A. Burnstock, ‘Metal Soap Efflorescence in Contemporary Oil Paintings’.
    pp. 118-120: Daudin-Schotte, M. en H. van Keulen, ‘Dry Cleaning: research and practice’.
    pp. 121-123: Volk, A., L. Wijnberg, M. Chavannes en K.J. Jan van den Berg, ‘Agar - a new tool for the surface cleaning of water sensitive oil paint’.

    Burnstock, A., K.J. van den Berg, S. de Groot en L. Wijnberg, 'An Investigation of Water-Sensitive Oil Paints in 20th Century Paintings', in: T. Learner (red.), Reprints of the Modern Paints Uncovered conference, London 2006, Getty (Los Angeles), 2008, pp. 177-188.

    Burnstock, A., E. Reissner, C. Richardson en K.J. van den Berg, 'Analysis of inorganic materials from paintings and watercolours by Paul Cézanne from the Courtauld Gallery using two methods of non-invasive portable XRF with light microscopy and SEM/EDX spectroscopy', in: Preprints of the Art 2008 Conference, 25-30 May, Jerusalem 2008.

    Goetz, E. en K.J. van den Berg, 'Verkennend analytisch onderzoek naar de wasverven van De Ploeg', Jaarboek de Ploeg (2006), Groninger Museum (Groningen), 2006.

    Hinde, L., K.J. van den Berg, S. de Groot en A. Burnstock, ‘Characterisation of surface whitening in 20th-century European paintings at Dudmaston Hall, UK’, in: J. Bridgland (red.), ICOM Committee for Conservation 16th Triennial Meeting, Lisbon 2011, paper nr. 1310.

    C. Miliani, K. Kahrim,B.G. Brunetti, A. Sgamellotti, A. Aldrovandi, M.R. van Bommel, K.J. van den Berg en H. Janssen, ‘MOLAB, a mobile facility suitable for non-invasive in-situ investigations of early and contemporary paintings: the case-study of Victory Boogie Woogie (1942-1944) by Piet Mondrian’, in: ICOM Committee for Conservation 15th Triennial Meeting, New Delhi 2008, pp. 857-864.

    Mills, L., A. Burnstock, S. de Groot, L. Megens, M. Bisschoff, H. van Keulen, F. Duarte en K.J. van den Berg, ‘Water sensitivity of modern artists’ oil paints’, in: ICOM Committee for Conservation 15th Triennial Meeting, New Delhi 2008, pp. 651-659.

    Morrison, R., A. Bagley-Young, A. Burnstock, K.J. van den Berg en H. van Keulen, 'An investigation of parameters for the use of citrate solutions for surface cleaning unvarnished paintings', Studies in Conservation 52 (2007), pp. 255-270.

    Rosi, F., A. Burnstock, K.J. van den Berg, C. Miliani, B.G. Brunetti en A. Sgamellotti, ‘A non-invasive XRF study supported by multivariate statistical analysis and reflectance FTIR to assess the composition of modern painting materials’, in: Spectrochimica Acta Part A: Molecular and Biomolecular Spectroscopy 71:5 (2009), pp. 1655-1662.

    Shimadzu, Y., K. Keune, J.J. Boon, J.H. Townsend en K.J. van den Berg, ‘Saponification reduces the light reflectivity of lead and zinc white pigmented paint layers thus changing the appearance of the picture’, in: ICOM Committee for Conservation 15th Triennial Meeting, New Delhi 2008, pp. 626-632.

    Soldano, A., Investigation of the practical use of conductivity measurements on water-sensitive modern oil paints, internal rapport RCE, juli 2010.

    Wijnberg, L., K.J. van den Berg, A. Burnstock en E. Froment, 'Jasper Johns’ Untitled, 1964-’65', ArtMatters (2007) 4, pp. 68-80.

    Wijnberg, L., K.J. van den Berg, A. Burnstock, ‘Watergevoelige olieverfschilderijen: werkwijze van Jasper Johns en Karel Appel’, kM 66 (2008), pp. 23-26.

    Wijnberg, L. E. Bracht, K.J. van den Berg, M. de Keijzer en H. van Keulen, ‘A study of the grounds used by three post-war American Artists (1954-1974): Barnett Newman, Ellsworth Kelly and Brice Marden’, in: J. Bridgland (red.), ICOM Committee for Conservation 16th Triennial Meeting, Lissabon 2011, paper nr. 1324.

     

     

     

    Projectleider

    Klaas Jan van den Berg

    Teamleden

    Henk van Keulen, Ineke Joosten, Luc Megens, Suzan de Groot, Zeph Benders

    Studenten

    Laura Mills, Hannah Tempest, Genevieve Silvester, Anna Cooper

    Partners

    Aviva Burnstock (Courtauld Institute, Londen), Louise Wijnberg (Stedelijk Museum Amsterdam), Tom Learner en collega’s (Getty Conservation Institute, Los Angeles), Bronwyn Ormsby (Tate Modern, Londen)

  • Programma

    Museometrie

    Kwantitatief onderzoek naar samenstelling, gebruik en beleid van museumcollecties.

    meer info >

    In de museumsector worden maatregelen en processen binnen collectiemanagement slechts beperkt geanalyseerd via cijfers en kengetallen. Als gevolg hiervan zijn beslissingen vaak gebaseerd op ‘gevoel’ of traditie.

    De afgelopen jaren zijn ad hoc kwantitatieve analyses uitgevoerd. Steeds opnieuw bleek het lastig om betrouwbaar cijfermateriaal te genereren.

    Structureel

    Ook bleek het aantal variabelen bij vergelijking tussen musea onderling een vrijwel onoverkomelijke drempel voor benchmarking (prestatiebeoordeling aan de hand van ijkpunten). De RCE koos daarom voor een structureel, meerjarig programma met als focus de cijfermatige benadering van onderzoeksvragen over collectiebeheer.

    EBM

    Binnen het programma Museometrieis kwantitatief onderzoek gedaan naar samenstelling, gebruik en benutting van museumcollecties. Uit feiten en cijfers die over museumcollecties werden verzameld (museometrie) zijn trends en ontwikkelingen gedestilleerd. De resulterende cijfers en analyses kwamen beschikbaar voor museumprofessionals en bestuurders met verantwoordelijkheid voor museumcollecties. Zij gebruiken kwantitatieve gegevens voor de vormgeving van divers beleid ten aanzien van deze collecties. Zo draagt museometrie bij aan evidence based management (EBM) in de museumsector.

    Projecten

    Projecten binnen dit programma omvatten:

    • De Bruikleenmonitor: een website die via een landkaart bruikleenstromen t.b.v. tentoonstellingen tussen musea (nationaal en internationaal) zichtbaar maakt; 
    • De Collectiebalans Moderne Kunst (CMBK), een statistisch analyse van de wijze waarop musea in Nederland van 1999 tot 2009 moderne kunst hebben verzameld. De database − met verwervingsgegevens van ca. 40 musea met een relevante collectie moderne kunst − maakt statistisch onderbouwde uitspraken mogelijk over het verzamelbeleid van de musea;
    • De Kunstenaarsindex 20e eeuw, waarin de belangrijkste kunstenaars zijn geïnventariseerd uit de periode 1870-heden;
    • Aanvulling en verificatie van beschikbare data over internationale collectiemobiliteit, toegankelijkheid en cultuurparticipatie, voortkomend uit de uitvoering van de Indemniteitsregeling;
    • Een inventarisatie en analyse van museumjaarverslagen.

     

  • Programma

    Collectie-risicomanagement

    Een gebruiksvriendelijke methode voor erfgoedbeheerders om zelf  risico’s te beoordelen en te beheersen.

    meer info >

    Het programma Collectie-risicomanagement (CRM) was gericht op de minimalisatie van waardeverlies op het raakvlak van behoud en gebruik. De bestaande CRM-methodiek is in verschillende situaties getest, uitgewerkt en vereenvoudigd, om deze binnen bereik te brengen van kleinere instellingen met beperkte tijd en middelen.

    Ter ondersteuning zijn nieuwe instrumenten ontwikkeld en is kennis − nodig om de diverse risico’s te kwantificeren − gegenereerd en in bruikbare vorm beschikbaar gesteld in een digitaal handboek. Het programma besloot met een internationale ‘risk meeting’.

    CRM

    Risicomanagement kijkt naar alle bedreigingen waaraan collecties bloot staan en combineert preventieve conservering, veiligheidszorg en facility management. Daarmee vormt het een volgende stap in de professionalisering van collectiebehoud en beheer. Met deze strategie worden de risico’s voor een collectie geïdentificeerd, geanalyseerd en geëvalueerd. Vervolgens kunnen ze worden vergeleken op basis van het verwachte waardeverlies in een periode (risicobeoordeling) en gerangschikt, om prioriteiten te bepalen voor maatregelen ter beperking van dit waardeverlies. Dit biedt de collectiebeheerder steun bij het nemen van weloverwogen en goed beargumenteerde keuzes over de inzet van de veelal beperkte middelen binnen collectiemanagement.

    Methodiek

    Binnen het CRM-programma is de methodiek in casestudies, cursussen en workshops getest, verder uitgewerkt en vereenvoudigd zodat ook kleinere instellingen met beperkte tijd, middelen en kennis inzicht in hun eigen situatie kunnen krijgen. Daartoe moest kennis, nodig om de verschillende risico’s te kwalificeren of te kwantificeren, worden gegenereerd en in bruikbare vorm beschikbaar gemaakt. Dit is in een aantal projecten binnen het programma gedaan. Ook de kennisontwikkeling voor en uitvoering van de Indemniteitsregeling viel binnen dit programma. Op het gebied van veiligheidsrisico’s en calamiteiten werd samengewerkt met het programma Veilig Erfgoed.

    Handboek

    Genoemde kennis en instrumenten zijn voor het grootste deel samengebracht in Het Digitale Handboek Collectie-risicomanagement. Dit beschrijft de methodiek stapsgewijs, biedt instrumenten om een risicoanalyse uit te voeren en ontsluit de beschikbare kennis over de tien belangrijkste schadefactoren. Op die manier is de gebruiker in staat om met een eigen team een risicoanalyse uit te voeren. Het Handboek helpt bij het formuleren van de juiste vragen voor externe deskundigen.

    Risicoanalyse

    Twee projecten binnen het programma hadden tot doel data te genereren ter ondersteuning van risicoscenario’s en ter bepaling van risicogrootten. Enerzijds werden kwantitatieve gegevens verzameld voor gebeurtenissen die tot waardeverlies kunnen leiden (schadefactoren brand, diefstal en vandalisme, fysieke krachten en water), anderzijds voor degradatieprocessen (schadefactoren klimaat, licht, fysieke krachten/trillingen en verontreiniging/lucht/stof). Verder is binnen het project Kosteneffectiviteit een model ontwikkeld voor het bepalen van kosteneffectiviteit van conserveringsmaatregelen.

    Papieronderzoek

    Ten slotte zocht het project Metamorfoze (Nationaal Programma voor het Behoud van het Papieren Erfgoed) naar oplossingen voor behoud en behandeling van originele papieren documenten. Het onderzoek richtte zich op autonoom verval zoals inktvraat, de (on)zin van luchtzuivering in depots en de ontwikkeling van een draagbaar instrument voor de directe bepaling van lichtgevoeligheid van objecten.

    Het programma CRM sloot in 2012 af met de bijeenkomst ‘Reducing Risks to Heritage’ in samenwerking met ICCROM en CCI.